Toen kregen de energiewezens een idee: probeer de afgekoelde energie
(materie) weer bewust te maken van de groei die er mogelijk is. De
energiewezens moesten het onmogelijke doen, de materie zo beïnvloeden zodat er
leven en bewustzijn ontstond, want anders kon de materie dit nooit inzien. Er
was 1 energiewezen dat bedacht had hoe dit zou moeten, en dat was God.
Het vormen van het leven was een enorme moeilijke klus maar uiteindelijk
ontstond er iets dat minimaal zich bewust was van zijn omgeving: het 1-cellige
wezen. Echter wilden de energiewezens wat meer zekerheid door de veranderende
omgeving en bedachten daarom de materiële evolutie.
Zichzelf aanpassende cellen werden over het heelal uitgestrooid. Hierdoor
ontstond er, onder andere, leven op aarde. Maar ook op andere plekken. Echter
waren de omstandigheden voor bewustzijn niet zo groot, dus is er op relatief
weinig plekken maar bewust leven.